Uit: 2001, USA
Regie: Joel en Ethan Coen (O brother where art thou, Intolerable Cruelty, The Ladykillers, No Country For Old Men, Burn after reading)
Met: Billy Bob Thornton, Frances McDormand, Tony Shalhoub
Synopsis:
De zwijgzame herenkapper Ed Crane woont en werkt, net na de tweede wereldoorlog, in een slaperig stadje in Californië. Hij kapt in de zaak van zijn praatzieke zwager, de broer van zijn vrouw Doris. Op een dag krijgt Ed een klant in de stoel, die hem een lucratief aanbod doet om te profiteren van een branche die in de toekomst een grote vlucht zal gaan nemen: de stomerij. Alles wat hij nodig heeft om mee te kunnen doen is $10.000. Het enige probleem is dat Ed die dollari niet heeft, waardoor hij zichzelf gedwongen ziet de welgestelde baas van zijn vrouw af te persen. Wat een simpel plan lijkt, loopt al snel uit op moord.
Billy Bob Thornton is Ed Crane. Een man van marmer met een gezicht vol diepe groeven. Hier is aan de oppervlakte geen plaats voor emotie. Ed is een man die compleet tot stilstand is gekomen. Het enige teken van leven is de eeuwig brandende sigaret in zijn mondhoek. Hij kapt haar in een kapsalon, maar voelt zich geen kapper. Hij is extreem zwijgzaam van karakter (net als Thornton eerder was in het briljante Sling Blade), maar dat wordt netjes gecompenseerd door zijn omgeving. Zijn vrouw Doris, haar broer Frank en hun hotshot advocaat zijn allemaal niet op hun mondje gevallen. Toch weet Ed zijn zegje wel te doen in de vorm van de voice-over die de hele film begeleidt (“ Me I don’t talk much, I just cut the hair.” ). Ed geeft af en toe blijk van wat filosofische bespiegelingen (onder andere over haar dat blijft doorgroeien na de dood), maar weet vooral dwaalsporen te trekken die pas tegen het einde helemaal lijken op te lossen.
Tony Shalhoub is Freddie Riedenschneider, de topadvocaat die Doris en Ed bijstaat in de verdediging van de moordbeschuldigingen. Riedenschneider (een naam die staat als een huis) zit altijd strak in het pak en zou zo deel kunnen uitmaken van het dream team van O.J. Simpson. Hij is een echte winner, die in staat is iedereen vrij te pleiten en als eerste en enige jurist zelfs een plaats vindt in zijn werk voor een quantum mechanica theorie die bekend staat als Heisenberg’s uncertainty principle. Freddie is de beschermengel van Ed en Doris, maar een exorbitant uurloon en dito onkostenvergoeding maken het uiteindelijk onvermijdelijk dat hij vertrekt. Hij vindt het oprecht jammer, want hij had het gevoel te kunnen winnen.
Het verhaal van The Man Wasn’t There vliegt in twee uur tijd werkelijk alle kanten op en mist soms, gelijk Ed Crane in zijn leven, de nodige richting. Het commentaar van Ed is af en toe uitermate monotoon, maar weet wel een meditatieve toestand teweeg te brengen. Het ontwaken en loslaten van Ed wordt op die manier net zo moeilijk als dat voor Freddie Riedenschneider was.
Deze film is niet alleen een ode aan de '50s suburbia USA en de '40s film noirs, het weerstaat met gemak elke vergelijking met die films. Na het uitbundige en wat minder evenwichtige ‘O brother where art thou’ (wordt het niet weer tijd voor simpele titels als ‘Blood Simple’ en ‘Raising Arizona’) hervinden de broers Coen zich. Er zit geen literair werk achter zoals bij veel grote voorgangers uit de jaren vijftig (‘To kill a Mockingbird’, ‘The night of the Hunter’) maar gewoon het schrijftalent van de broers. De film kent prachtige dialogen en dito plotvondsten waarmee zelfs de meest ongeloofwaardige elementen uit de film verklaard worden. Daarbij heeft ‘The Man who wasn’t there’ één van de mooiste voice-over tracks die ik ken. De rauwe maar volkomen beheerste stem van Thornton. Zijn ingehouden acteerstijl en de mooi opgenomen, kale locaties raken de essentie van de film noir.
De hoofdpersoon, kapper Ed Crane, lijkt een kruising tussen Charles Manson en Buddha. Moreel besef of wroeging van zijn daden toont hij nauwelijks. Maar hij bereikt een zekere status van verlichting nadat hij, door eigen toedoen, al het aardse voorgoed de rug toe moet keren. Volgens het stramien 'kwaad leidt tot erger' maakt nobody Ed een vrije val langs de sociale en morele ladder. Van hebzucht tot afpersing. Van afpersing tot moord. Van moord tot lust. Als Buddha proeft hij van alle hoofdzonden. Waardoor hij eindelijk een reden lijkt te vinden dat een einde aan zijn aards leven rechtvaardigt. Noem het berusting, verlichting of belijdenis, de transformatie van kapper tot veroordeelde moordenaar heeft zijn leven genoeg betekenis gegeven om er afscheid van te kunnen nemen.
Dit zou opnieuw een onberispelijk Coen meesterwerk zijn geweest, had het niet ontbroken aan het nodige momentum. Het verhaal weet niet altijd de aandacht vast te houden. De leegte wordt op sommige momenten door de Coens vertaald met traagheid. Uitstapjes naar een bruiloft, waar Ed en zijn vrouw weinig te zoeken hebben, of een piano-auditie, waar Ed een getalenteerd buurmeisje begeleidt, leiden af van de actie en de voortgang van het verhaal. Hoewel de aanwezigheid van dergelijke scenes te rechtvaardigen zijn door de boodschap van de film, vraag je je af of hun talent voor zinderende plots niet een wat enerverendere film had kunnen opleveren.